Een aantal vraagstukken over het in kaart brengen van de transitie naar de circulaire economie in Vlaanderen vinden we ook terug op het stedelijke niveau. Door de kleinere schaal en de kortere afstand tussen de actoren biedt het stedelijke niveau kansen om een scherper zicht te krijgen op uitdagingen, hinderpalen en opportuniteiten omtrent het meten van de voortgang in de transitie. Deze conceptuele studie ent zich op een concreet circulair project dat in de steigers staat in Leuven: een materialenbank. Het wordingsproces ervan en de vragen die tot op heden opgedoken zijn worden hier samengebracht in het licht van het streven naar manieren om de evolutie van de materialenbank naar circulariteit te kunnen meten.
De volgende aandachtspunten kwamen naar voren in deze studie:
Deze bevindingen zijn ook in bredere zin geldig voor andere circulaire projecten in stedelijke context zoals repair cafés of verpakkingsvrije winkels. De vraag naar meetbaarheid van dergelijke initiatieven leeft alsmaar sterker, maar is niet snel op te lossen zonder in te boeten op kwaliteit. Tegelijk is het belangrijk te aanvaarden dat het schijnbaar rommelige verloop van de zoektocht naar indicatoren eigen is aan transities. Enkel met voldoende kwaliteitsvolle data en het nodige systeemdenken kan de assumptie dat dergelijke projecten automatisch goed zijn werkelijk onderbouwd worden. Het vraagt natuurlijk inspanningen om aan degelijke data en analyses te geraken, maar dit soort investeringen zijn letterlijk de eerste stap om waardevernietiging van materialen binnen de lineaire economie tegen te gaan.